Het genre fantasy heeft een enorm lange geschiedenis achter de rug.
Hoewel het genre in zijn huidige vorm nog maar ongeveer twee eeuwen bestaat gaan de invloeden ervan ver terug in de geschiedenis van het geschreven en gesproken woord. De mythische en andere elementen die het fantastische genre zo beïnvloed hebben vinden we terug in verhalen die behoren tot de eerste verhalende bronnen ooit. Denk maar aan mythes en sages, maar ook aan sprookjes die al lang van mond tot mond verteld werden voor de gebroeders Grimm besloten om ze te verzamelen – en te censureren! Ook in de oudste, grootste en meest invloedrijke werken ooit vinden we fantastische elementen terug, zoals in Homerus’ Odyssee, het Gilgamesjepos – één van de oudste geschreven bronnen ooit –, de vertellingen van duizend-en-één-nacht, de Edda tot de legende van Arthur en zijn ronde tafel toe.
Ook andere verhalen waaraan men niet onmiddellijk denkt als het gaat over fantastische verhalen hebben een grote invloed gehad op de ontwikkeling van de literatuur zoals we die kennen, denk maar aan Shakespeares ‘A midsummer night’s dream’ – en vele andere van zijn werken – welk ons beeld van elfjes enorm bepaald heeft en waarvan Goethe het pesonage Oberon, de elfenkoning, heeft overgenomen in zijn ‘Faust’. Maar ook het Middelnederlandse ridderverhaal ‘Karel ende Elegast’, dat wereldwijd geroemd wordt als het gaat over grote middeleeuwse werken, bevat veel fantastische elementen.
Fantastische elementen duiken dus al zolang we kunnen nagaan op in verhalen en vertellingen. Ze waren een uiting van de zoekende mens die bij vragen een antwoord of verklaring wilde vinden.
De opmars van fantasy als een op zichzelf staand genre begon pas na de publicatie van het immens populaire ‘In de ban van de ring’ van J.R.R. Tolkien. Na deze publicatie traden er andere schrijvers op de voorgrond al dan niet geïnspireerd door Tolkien. Maar Tolkien heeft zijn inspiratie op zijn beurt ook ergens gehaald. Hij ging daarvoor terug naar twee erg oude geschreven bronnen zijnde het Oudengelse ‘Beowulf’ en het Middel-Hoogduitse heldenepos ‘Het Nibelungenlied’. Tolkien heeft zelf aangegeven dat hij erg beïnvloed is geweest door deze twee werken, waarvan hij ‘Beowulf’ grondig bestudeerd en geanalyseerd heeft.
Voor Tolkien waren er evenwel nog ander schrijvers die boeken hadden geschreven die nu zonder dralen tot fantasy gerekend zouden worden. Honderd jaar voor de uitgave van ‘In de ban van de ring’ schreef George Macdonald het eerste echte fantasyverhaal ‘Lilith’ en William Morris ‘De bron aan het einde van de wereld’ en ‘Het woud achter de wereld’. Maar laten we ook Lewis Carroll niet vergeten met zijn boeken over de avonturen van het meisje Alice in Wonderland.
Tot de eerste schrijvers die fantastische elementen in hun verhalen gingen gebruiken behoren namen die nu tot de groten uit de Literatuur gerekend worden zoals Edgar Allan Poe (The Pit and the Pendulum), Oscar Wilde (The Picture of Dorian Gray), Charles Dic-kens (A Christmas Carol), J.M. Barrie (Peter Pan), Jonathan Swift (Gullivers reizen) en bovengenoemde Lewis Carroll . De meesten van hen hadden niet de intentie om fantasti-sche verhalen te schrijven, maar hadden het fantastische element nodig om hun bood-schap over te brengen. Hoe het ook zij, zij hebben een grote invloed gehad op de ont-wikkeling van het genre. Vooral Edgar Allan Poe wordt gezien als erg belangrijk.
Ook over sciencefiction valt heel wat te vertellen, maar de invloed van vroegere science-fiction schrijvers als Jules Verne, H.G. Wells en Mary Shelley op de huidige sciencefiction voor de jeugd is niet zo groot als die van de vroegere fantasyschrijvers op de huidige jeugdfantasy. Daarom ga ik die hier ook niet zo uitgebreid behandelen. Sciencefiction zoals die geschreven wordt door de grote namen in het genre als Arthur C. Clarke, Isaac Asimov, A.E. Van Vogt en Robert Heinlein vinden we doorgaans niet terug in sciencefiction voor de jeugd. Kenmerkend voor sciencefiction is namelijk niet enkel de aanwezigheid van fictieve wetenschap, maar ook de gedetailleerde uitwerking ervan. Het is zo geschreven dat alles in principe ook zou kunnen. In sciencefiction voor de jeugd ligt de nadruk meer op de gevolgen van deze fictieve wetenschappelijke vooruitgang voor de personages, dan echt op de uitwerking van de wetenschap zelf.
Het valt wel op dat de meeste vroege fantasy afkomstig is uit Groot-Britannië. Zelf vermoed ik dat de omgeving en de rijke literaire geschiedenis van dat land hier voor een groot deel tussen zitten, maar het is toch wel opvallend.
Er valt nog veel meer te vertellen over dit genre en zijn geschiedenis, maar dat zou me veel te ver leiden. Er zijn hele boeken over geschreven en ook op het internet is er vrij veel en gemakkelijk informatie over te vinden. Het belangrijkste is eigenlijk dat door deze opsomming duidelijk zou moeten worden, dat een genre met zo’n geschiedenis wel betekenis moet hebben en dat je het niet zomaar naast je neer kan leggen...